Piet Buddingh'

Sunday, January 04, 2015

In Memoriam Piet Buddingh

 
 
"Woorden  zijn als een dun vlies over diep water"
 
Ludwig Wittgenstein
 
 
Piet is op 8 oktober 2014 overleden
 

Friday, September 12, 2014

De ouderdom en de verbazing

,
Ondanks 'het klimmen der jaren' blijf ik mijn ogen uitkijken naar de gedragingen van de mensen, en dat niet in de eerste plaats in het heden; hoewel ik dan niet alleen verbazing voel, maar ook ontzetting  als ik denk aan een stroming binnen de islam als IS. Neen, ik wil mij beperken tot het westen, zowel nu als in het verleden.
De directe reden daarvoor is de grote aandacht, die er momenteel in de media besteed wordt aan het uitbreken van de eerste wereldoorlog, de 'grote' oorlog. Mijn belangstelling wordt mede gevoed door mijn eigen militaire diensttijd als gevolg van de toen der tijd nog bestaande diensttijd. Opnieuw zeer opvallend waren foto's in 'TROUW" van 10 sept., dus van gisteren.  Daarin staat een serie foto's van een militair, die in het gelaat ernstig gewond is; vervolgens worden stadia in het herstel en de reparatie van het gezicht van de betreffende militair gedemonstreerd. Erkend moet worden, dat voor de betreffende militair het leven opnieuw draaglijk wordt, al zal hij er een posttraumatisch stresssyndroom. aan over gehouden hebben. Het uiteindelijke doel van zijn herstel is een terugkeer naar de samenleving.! Plaats ik nu die doelstelling in mijn beeldvorming van de loopgravenoorlog aan het westelijke front, oa. in Belgie en Noord- Frankrijk, dan 'sta' ik paf. van het cynisme  in de toenmalige politiek en de legerleiding aan beide kanten van het front. Een zeer onthullend boek over deze operaties en de gevolgen voor de betreffende militairen is het boek: "De officierskamer". Maar de diepste reden voor mij  om over deze problemen te schrijven is de positie van de geestelijke verzorging, zowel de protestantse als de katholieke. Ook nu spelen persoonlijke ervaringen uit mijn militaire  diensttijd mee, en dan met name uit mijn periode als militair op Oost Java. Voor de dienstplicht heb ik toen ruim drie jaar in dienst gezeten. In die jaren heb ik een goede relatie met de legerpredikant opgebouwd, die eigenlijk tot voor kort in takt gebleven is.
In het voorgaande had ik het over het cynisme onder de officieren  t.o.v  hun manschappen; manschappen, die gewond waren geweest, moesten na verloop van tijd weer terug naar de troep met alle risico's van dien. In het blad  'Checkpoint' staan daar soms onthullende voorbeelden van. Na zoveel jaren vraag ik mij nu af, hoe de legerpredikant/ legeraalmoezenier zijn taak in dezen zag. In die jaren heb ik er nooit met de predikant over gepraat; sterker: onbedoeld(?) heb ik hem in die functie geholpen, ondersteund door zitting te nemen in een noodkerkeraad,   bestaande uit een vertegenwoordiger  van  elke compagnie uit het bataljon met de predikant als voorzitter, daarbij hield  ik hem maandelijks op de hoogte van het wel en wee in de compagnie, en over eventuele problemen van individuele soldaten.  Daarnaasr gaf hij een gestencild blad uit, waarin ik ook regelmatig een artikel schreef.. En  aangezien ik op de kweekschool grote belangstelling had  opgevat voor poezie, droeg ik regelmatig bij diverse gelegenheden een gedicht voor, zoals in een kerkdienst. Maar eigenlijk heb ik nooit uitvoerig  over zijn positie als geestelijk verzorger gesproken. Maar het moet hem toch ook tijdens zijn bezoeken aan ernstig gewonde militairen opgevallen zijn, dat meerdere militairen voor het leven mismaakt  zijn gebleven. Tegelijkertijd moet hij overtuigd zijn geweest van de noodzaak van zijn aanwezigheid in het bataljon vanwege het feit, dat door de dienstplicht in die jaren de overgrote meerderheid  van het leger daar onder viel. Wat dat aangaat, is het maar goed, dat de dienstplicht is afgeschaft.
 

Saturday, August 02, 2014

"Vergeten Wereld"

De titel van deze bijdrage is tevens de titel van een boek, waarin een magnifiek verslag wordt gegeven van een jarenlang verblijf onder de Yali's en de Dani's  in de ontoegankelijke dalen van het Centraal Bergland van v.m. Ned. Nieuw Guinea, nu Papua als meest oostelijke departement van Indonesie; het boek is verlucht met veel kleurenfoto's, die het verslag heel toegankelijk maken. De schrijver was  zendeling van de Rheinische Mission en was met zijn echtgenote een vertrouweling geworden van de volkjes/ dorpen in bepaalde dalen. Hun huwelijksvoltrekking vond plaats in het vm. Hollandia / Binnen in de kerk van de GKI ; Anneke woonde deze dienst nog bij, toen ik daar bij het  authochtoon onderwijs van o.a. de ZNHK werkte.
Het verslag betreft dorpen, die nog nooit met blanken, c.q. de 'buitenwereld' in aanraking waren geweest. Ds. Siegfried Zollner schrijft uitvoerig over de gedragingen van deze geisoleerde volkjes, hun peniskokers,  hun werktuigen, zoals stenen pijlpunten, stenen bijlen gevat in houders afkomstig uit hun natuurlijke omgeving, hun gevlochten 'harnassen, de kaurischelp als betaalmiddel, maar ook veel gebruikt  in sieraden, hun onderlinge oorlogen, hun tot ver in de vorige, de twintigste, eeuw , de zeventiger en tachtiger jaren (!), veel voorkomende kannibalisme, waarbij de gedode lichamen van de vijand eerst gekookt werden, alvorens te worden verorberd. (En 'wij' in Hollandia en elders aan de kusten ongestoord en onwetend van deze talrijke volkjes les geven in de diverse vakken van het onderwijsprogramma!) Juist door het  volstrekte isolement in het Centraal Bergland was hun cultuur nog ongerept aanwezig; na zoveel eeuwen/ millennia.
Al in een vroegere bijdrage aan mijn blog hield ik mij bezig met de vraag naar de herkomst van de oermensen op onze planeet; deze vraag klemt te meer bij het lezen van dit boek: waar kwamen/ komen zij vandaan? Hoe lang leven zij al in het Centraal Bergland; hoe heeft hun landbouw zich zo goed kunnen ontwikkelen via hun tuinen? In het algemeen: hoe zijn in het verleden de migratie stromen van de mensheid geweest; was er alleen maar een"out of africa"? (En terzijde: zijn er  nog steeds migratie stromen  gaande, al merken wij zelf dat niet op korte termijn? Leven wij in het westen, Europa, de VS. op een eiland, omringd door een bewegende mensenstroom?
Zollner schrijft overtuigend en daardoor indrukwekkend over deze cultuurvolkjes, eigenlijk een grote bevolking in dit Centraal Bergland, die hij in aanraking wil brengen met de verhalen in de bijbel. Ik begrijp, dat mensen daar vraagtekens bij zetten: "Moet dat nou?" Maar wie kennis neemt van de gedragingen van deze mensen, de onderlinge oorlogen, het kannibalisme, tropenziekten als  de veel voorkomende framboesia, eenvoudig te verhelpen met peniciline, krijgt als tegenstelling met deze cultuur duidelijk zicht op de doelstelling van Zollner:een mentaliteitsverandering tot stand brengen  in deze mensen om zo te komen tot onderlinge vrede, het beeindigen van het kannibalisme. Een immense opdracht, die deze groep mensen  zichzelf gesteld hebben en die zeker niet tot stand kan komen zonder de ondersteunende rol van de piloten van de M.A.F., de organisatie van piloten, die in dienst van de zending de verbindingen tussen de geisoleerde posten verzorgen. (Als er een groep is, die de Nobelprijs voor de Vrede verdiend zou hebben, dan is dat de M.A.F. wel met zijn piloten.) Het openen van nieuwe posten is zonder hen onmogelijk. Om van een permanent verbindingsnet, door hen opgebouwd, maar te zwijgen.
Ik wil deze bijdrage afsluiten met een kleine opsomming van m.i. interessante en boeiende boeken over dit grote eiland:

Anthonie van Kampen:                           "Jungle Pimpernel"
J.P.Eechout:                                             "Vergeten Aarde"
Vic. de Bruyn:                                         "Het verdwenen volk"
Bob van Rossum:                                     "Met kompas en parang"
Sabine Kuegler:                                        "Dochter van de jungle"
Siegfried Zollner:                                      "Vergeten wereld"

  

Friday, May 30, 2014

Ëen 'zijnshistorisch antisemitisme"

Enige tijd geleden stond in het dagblad 'TROUW" in de Verdieping een interessante discussie n.a.v. de plaats van de Duitse filosoof Heidegger in het geheel van de recente Duitse geschiedenis. Wat was de relatie van deze filosoof tot de nationaal socialistische ideologie en zijn positie in het Duitsland van het nationaal socialisme? Die vraag vond ik des te ínteressanter', als ik bedenk, dat deze man een intieme relatie had met een beroemde filosofe van joodse afkomst, die een van zijn studentes was. Van Heidegger had ik altijd gehoord, dat hij niet negatief tegenover deze ideologie stond; hoe moest ik dan deze dubbelhartige relatie verklaren: als een bi persoonlijke 'karakterscheiding?  In de aangeduide discussie in "Trouw"" probeert de filosoof Theo van Vliet een antwoord daarop te geven door de formule van een 'zijnshistorisch antisemitisme'.       Hij maakt daarbij een onderscheid tussen dit racisme van Heidegger en het virulente en gewelddadige racisme van het nationaal socialisme. Hij noemt daarbij de overbekende publicatie van Heidegger over 'Sein und Zeit"'. Van Vliet wijst er op, dat het 'Zijn' hier een totaalbeeld van de cultuur beoogt, aanvankelijk gericht op het individuele en later door Heidegger toegepast op de staat. In dit totaalbeeld bij Heidegger baseert H. zich op de Grieks klassieke waarden en beelden; m.a.w. via Nietzsche die  zich ook op de  Griekse cultuur oriënteert en zich daarbij scherp afzet tegen het christendom en tegen de Westerse Verlichting uit het begin van de 19e eeuw formuleert ook H. zijn verlangen naar een herleving van het Griekse totaal beeld van een toenmalige cultuur. En dan formuleert Van Vliet dit totaalbeeld nader door te stellen, dat in dit Grieks klassieke cultuurbeeld geen plaats was, geen ruimte was voor het klassiek Joodse denken. En zo komt de filosoof in 'Trouw' tot  zijn formule van een 'zijnshistorisch antisemitisme',  dat wezenlijk verschilt van het nazistische antisemitisme. Deze interpretatie verklaart tevens de opmerking die ik altijd gehoord heb, dat de nazi's misbruik hebben gemaakt van Nietzsche door diens terminologie wel over te nemen maar daar een eigen context omheen te bouwen. Het zou kunnen, maar er stonden in 'Trouw' wel een aantal uiterst bedenkelijke uitlatingen die H. gemaakt heeft over het jodendom.
In dit verband moest ik ook denken aan het bezoek van de apostel Paulus aan de Griekse filosofen, zie in het N.T. de 'Handelingen der Apostelen, waarbij hij in het gesprek met hen Jezus 'verkondigde', waarop de 'Grieken reageerden met de opmerking: Wij zullen u later hierover nog wel eens spreken'. Zij vonden het gesprek kennelijk niet interessant meer. Ook die opmerking heeft met het virulente antisemitisme van het nat. socialisme niets te maken. (Je kunt je wel afvragen, of Paulus via zijn brieven niet bijgedragen heeft aan het ontstaan van de substitutie theorie, de  vervangingstheorie, waarop de kerk zijn bestaan gegrondvest heeft met alle gevolgen van dien voor het jodendom en de Joodse Europeanen in de latere eeuwen. Maar dat is een onderwerp apart.) Een ding is wel duidelijk anno nu met zijn groeiend racisme en antisemitisme in Europa, (denk aan Brussel!) dat in een democratisch Europa ruimte moet blijven voor  verscheidenheid  binnen zijn cultuur.

Naschrift
Dat de uitdrukking van de filosoof Theo van Vliet, te weten:Een zijnshitorisch anti semitisme"  een neutrale omschrijving zou zijn van Heideggers "Sein und Zeit", en dat daarmee Heideggers filosofie ook neutraal zou zijn, betwijfelde ik eigenlijk al in het voorgaande, zie de opmerking: "Dat zou kunnen...", maar toen al was  ik me bewust van de flinterdunne scheiding tussen deze formulering en het virulente, gewelddadige anti semitisme van de nationaal socialistische ideologie. De definitieve afwijzing van deze formulering kwam na bestudering van een nieuwe studie van Bernard Wasserstein:"Aan de vooravond...",Europese joden voor de Tweede Wereldoorlog".
Er zijn vele gradaties in het anti semitisme, maar die zijn allemaal wel osmotisch met elkaar verbonden.
De studie van Wasserstein geeft een uitermate indringend beeld van de gelaagdheid, de omvang en de klasseverdeeldheid van het Europese jodendom. Tegelijkertijd geeft hij aan, hoe de kracht van het anti semitisme groeit, vooral ook, maar niet alleen, door de uitstraling van het nationaal socialisme  in Duitsland. De studie maakt ook steeds meer duidelijk in de loop van de tijd, hoe het de Europese joden ontbreekt aan een eigen land na de verwoesting van Jeruzalem en de verdrijving door de Romeinen uit Kanaan. Steeds nijpender wordt hun positie, steeds dreigender hun omgeving en steeds geisoleerder hun bestaan binnen de Europese context. Onvoorstelbaar uitzichtloos blijft het perspectief: of zoals Wasserstein eindigt:"...het wachten is op de komst van de barbaren"! En het einde de totale ondergang: de holocaust. En dat in de 20ste eeuw!! Ook een "zijnshistorisch anti semitisme","Sein und Zeit"bij Heidegger was en is niet neutraal geweest, maar poreus verbonden met het virulente anti semitisme.
En onontkoombaar is de slotconclusie, dat de erkenning van de staat Israel onherroepelijk is! Ook in de 21ste eeuw blijft de 20ste eeuw een waarschuwing voor Europa!      

Thursday, February 06, 2014

Een waterlelie en de woorden

Als achtentachtigjarige ben ik eigenlijk nogal vervreemd van de recente poezie en denk vaak terug aan de 'oudere' poezie , zogezegd van voor de zestiger jaren, uitzonderingen daargelaten zoals de dichter Rawie. Een van de oudere gedichten, waardoor ik al jaren 'geboeid' ben, is het gedicht "De waterlelie" van Frederik van Eeden uit zijn gedichtenbundel':'Van de passieloze lelie' (1901). Vaak denk ik aan het gedicht, als ik in de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden in de spiegelende vaarten en boezems deze waterlelies op het water zie drijven.Voor mogelijk jongere lezers wil ik daarom eerst het gedicht publiceren, want ik acht het niet uitgesloten dat deze oude generatie dichters niet meer aan bod komt in het literatuur- onderwijs en zo in het vergeetboek dreigt te geraken:

 De waterlelie

Ik heb de witte waterlelie lief,
daar die zoo blank is en zoo stil haar kroon
uitplooit in 't licht.

Rijzend uit donker- koelen vijvergrond,
heeft zij het licht gevonden en ontsloot
toen blij het gouden hart.

Nu rust zij peinzend op het watervlak
en wenst niet meer....


Opvallend in het gedicht is de overeenkomst van het woord 'lelie' in de titel van de bundel 'Van de passieloze lelie' en hetzelfde woord in de titel van het gedicht, maar dan toegespitst op de 'waterlelie'.
Dat kan natuurlijk niet toevallig zijn. Als we het gedicht in haar totaliteit bezien, valt op, dat Van Eeden de waterlelie als vrouwelijk beschouwt. Al in de eerste versregel komt dat tot uitdrukking: hij heeft de waterlelie lief; ook in de tweede versregel blijkt dat door het bezittelijk vnw.'haar'. In de tweede en de derde strofe gebruikt hij zelfs het persoonlijk vnw. 'zij'.
Terugkomend op het begin van mijn interpretatie valt nu op, dat in de titel van de bundel aan het woord 'lelie' het bijv. nw. 'passieloze' is toegevoegd. Voor de dichter wordt daarmee volgens mij het  vrouwelijk aspect van het gedicht versterkt. Maar dat hoeft  geen negatieve toevoeging te zijn; het is meer een aanduiding voor een naar binnen gerichte, meditatieve houding., maar daarover later meer.
In de eerste strofe wordt als dominerende kleur voor de waterlelie  'witte' genoemd. Die kleur contrasteert voor mij met het 'woord' blank' in de tweede versregel van deze strofe. Voor mij is het woord 'blank' flets, minder expressief dan het woord 'wit'. Maar het woord is blijkbaar gekozen om een herhaling van  het woord 'wit' te vermijden: een zwak (?) element in het gedicht?  Het woord 'wit'  sluit volledig aan bij de schilderkunst, ook dit is weer niet toevallig. De toenmalige schilderkunst,het impressionisme, is juist sterk gericht op kleureffecten. We denken dan ook niet in de laatste plaats aan het werk van de kunstschilder Monet en zijn indrukwekkende schilderijen van de wateroppervlakten, bedekt met talrijke lelies; volgens mij is Van Eeden daardoor beinvloed. In de tweede versregel van deze strofe wordt die interpretatie bevestigd door de woordkeuze 'haar kroon': dat woord past helemaal in de sfeer van het impressionisme en de uitstraling van die stroming. Goed gekozen in de slotregel van de eerste strofe is het woord 'uitplooit'', omdat daarin de beweging van de opengaande bloem wordt weergegeven. Bovendien past die bij de voornaamheid van het woord 'haar kroon'.
Het woord 'blij' in de tweede strofe accentueert de verpersoonlijking van de bloem als 'vrouwelijk'.
De beginregel van de tweede strofe doorbreekt de betekenis van de eerder genoemde naar binnen gerichte houding: 'Rijzend uit donkerkoelen vijvergrond' duidt aan de innnerlijke kracht van de plant, die doelgericht naar het wateroppervlak streeft. In de volgende regel van deze strofe wordt het doel helder aangegeven: 'heeft zij het licht gevonden'. En opnieuw komt in dit woordgebruik de invloed van de toenmalige schilderkunst tot uitdrukking, nl  van. een verwante stroming aan het impressionisme, te weten
'het luminisme'. De woordgroep 'het gouden hart' sluit weer volledig aan bij deze stroming. 'Gouden' weerkaatst a.h.w. het licht, dat door de bloem gezocht werd.
De slotstrofe voltooit het proces van de beweging in zijn totaliteit:'Nu rust zij peinzend...' Het in zichzelf gekeerde karakter vindt zijn climax in de laatste versregel:' En wenst niet meer'. Het gedicht als geheel weerkaatst a.h.w. het door het water en de bloem opgevangen zonlicht.
De mentaliteit van de gepersonifieerde bloem als vrouwelijk sluit kennelijk aan bij de visie van de dichter op het wezen van de vrouw als in zichzelf gekeerd; en daarmee wordt waarschijnlijk onbedoeld door  de dichter de aandacht gevestigd op een dominante houding van de dichter zelf tegenover de vrouw in de werkelijkheid van zijn kolonie "Walden". (Zie daarvoor ook mijn opmerking aan het slot i.v.m. een biografie vasn Jeroen Brouwers over Helene Swart).
Mijn eindconclusie als afsluiting van mijn interpretatie is, dat Van Eeden in de waterlelie een metafoor heeft
gezien voor het dichterschap: de scheppende kracht als mysterie: 'donker-koelen vijvergrond', en het gedicht als eindresultaat.
Als afsluiting van dit essay refereer ik ook aan een kernachtige vergelijking, die ik eens ben tegengekomen in een bijdrage over Ludwig Wittgenstein, maar waarvan ik de preciese bron niet meer ken; Wittgenstein formuleerde eens over de woorden magnifiek : "Woorden zijn als een dun vlies over diep water" : het creatief vermogen van de mens als diep water, ondoorgrondelijk en onbegrijpelijk, en de woorden die slechts in staat zijn een beperkte laag van die diepe creativiteit aan de oppervlakte te brengen. Opnieuw sluiten de woorden uit de tweede strofe van het gedicht ; 'en ontsloot toen blij het gouden hart'  prachtig aan bij de vergelijking van Wittgenstein: de woorden als een beperkte openbaring van een onbegrepen creativiteit.
(Tenslotte mijn verwijzing naar de biografie over Helene Swart, volgens Kloos het 'zingende hart' van onze letterkunde: Frederik van Eeden zou plagiaat gepleegd hebben tegenover deze dichteres.)


































































































Van Eeden dichtte over een vijver, wellicht op Walden, maar telkens als ik in de vaarten en boezems  van de Alblasserwaard  deze waterlelies zie, denk ik aan dit gedicht. De titel van de gedichtenbundel:"Van de passieloze lelie" bevat volgens mij al een aanwijzing voor de strekking van het gedicht:"Van de passieloze lelie" bezit in het bijvoeglijk naamwoord 'passieloze' een kenmerk van het in zichzelf gekeerde karakter van de lelie en sluit daarmee aan bij de laatste strofe "Nu rust zij  peinzend op het watervlak".
Maar laten we beginnen bij het begin van het gedicht, en wel de eerste strofe:

                                                         "Ik heb de witte waterlelie lief,".

De woordkeuze van Van Eeden wijst volgens mij op een zekere verwantschap tussen de stemming, de geaardheid van Van Eeden en de op het water drijvende bloem; in ieder geval een verwantschap in hemzelf, die hij projecteert in de bloem en daardoor herkent als een eigenschap van de bloem. In de volgende versregels van deze strofe verwoordt hij deze verwantschap, deze eigenschap:

                                                        "daar die zoo blank is en zoo stil
                                                         haar kroon  uitplooit in 't licht'. Opvallend in deze regels is het woord :'blank'; blijkbaar wil de dichter een herhaling van het woord 'wit'
uit de eerste versregel vermijden.Toch zit er voor mij een verschil in gevoelswaarde  tussen beide woorden: 'wit' sluit aan bij de wereld van de schilderkunsten en herinnert aan de gelijktijdige periode van het impressionisme, bv. van Monet en zijn schilderijen van de grote waterpartijen. Het woord 'blank' is voor mij veel fletser, heeft minder zeggingskracht. De invloed vanuit de schilderkunst is voor mij
onmiskenbaar. Om die invloed nog wat concreter te maken: voor mij niet van Vincent van Gogh, maar vooral van de impressionisten.   
Het vervolg van deze strofe concretiseert die invloed nog sterker, diepgaander:

                                                        "................................en zoo stil haar kroon
                                                        uitplooit in 't licht".

Van Eeden beschrijft de grote invloed van het licht, de trekkingskracht van het licht boven het wateroppervlak; het licht dat de hele situatie kleurt: en opnieuw komt de schilderkunst aan bod, nu niet het impressionisme, maar de verwante, intensievere variant er van: het luminisme. Opvallend aan het gedicht is ook, dat Van Eeden tot nu toe heel eenvoudige woorden gebruikt om deze effecten te bereiken.                  
Die zeggingskracht in de woorden weet hij te handhaven in het vervolg:

                                                       "Rijzend uit donker- koelen vijvergrond,
                                                       heeft zij het licht gevonden en ontsloot
                                                       toen blij het gouden hart".

Ook in deze strofe blijft het effect van de kleurschakeringen sterk: tegenover  'donker- koelen' staat 'het
licht' en 'gouden'. Het bewegende element 'Rijzend' geeft aan de oerkracht van de waterplant, die op zoek is naar het licht. Van Eeden duidt de plant aan met het persoonlijk vnw. 'zij'. De plant wordt gezien als menselijk, als vrouwelijk; daar wijst ook het woord 'blij' op, en als draagster van de'kroon' :het gouden hart'. De keuze voor het woord 'gouden' in de woordgroep 'het gouden hart' sluit door haar glanzende weerkaatsing van het licht prachtig aan bij het luminisme en het woord 'hart' versterkt het vrouwelijke aspect. Tenslotte wordt het bewegende element in 'Rijzend'  voltooid in de eindbeweging 'ontsloot'. De lelie heeft haar eindbestemming bereikt. En zo bereiken we ook het einde van het gedicht, de slotstrofe, maar nog niet de afsluiting van de interpretatie:

                                                      "Nu rust zij peinzend op het watervlak
                                                      en wenst niet meer............................."            

Thursday, January 09, 2014

Aanv. info. op 'Archief'









21-10-'06            Vera Janacopoulos
dec. 2006            Jan Luyken en de androgyne mens
jan. 2007             Een bijbelse druide; een herziening
dec. 2007          het ned. imp. en kolonialisme in Indonesische jeugdboeken (1)
    -                                                             idem                                                  (2)
mrt. 2008                                                    idem                                                  (4)
apr. 2008                                                    idem                                                  (6)
okt. 2008            Een geuzenvendel en de Indie-veteraan
nov.2008                                                     idem (zie nummering)                                                 (8)
jan.2009             Conclusie                                                                           (9)
mei.2009            'Leven en lot' van Grossman
juni2009             Mondiaal humanisme?
juli    '09             Een Waalwijks verleden in het heden?
aug. '09              De spreukendichter en het leven.
sept.'09              Als een mosterdzaadje
nov.'09              Eros en Thanatos in Antwerpen
dec.'09              Spelen- Spellen-Netwerken
mrt.'10              De ondergang van een rijk verleden
mei'10               Culturele zuilen
juni'10               Francois Haverschmidt in zijn tijd
sept.'10             Jona, een bijbelse novelle als metafoor
okt.'10              Grote tijdlijnen en persoonlijke momenten
nov.'10              Europa en de teloorgang van de Bildung
jan.'11               Een dienstreis
febr.'11             Een triptiek over v.m.N.N.-G
                        Grenssituaties
                        Een dienstreis
                         Mislukte pacificatie
                        
mei'11              N.a.v."De Passion"  van Gouda
juni'11              Wij schuilden onder ruisende moerbeibomen
okt.'11             'Bomen langs het tuinpad...'
dec.'11             Markante vrouwen in de Ned. lit.
jan.'12             Midden -Brabant en 400 jaar Reformatie
mei'13             Een nieuw denkraam                                                                                                                                      

Monday, January 06, 2014

Een horror circuit

Nooit te oud om te leren wat een horrorcircuit is...Toch is het belangrijk om je open te blijven stellen voor nieuwe ervaringen, hoe onaangenaam die ook kunnen zijn en op je persoonlijke leven kunnen ingrijpen. Daarbij is het belangrijk om steeds voor ogen te houden, dat niemand er bewust op uit is je schade te willen bezorgen, hoe hard bepaalde opmerkingen ook op je kunnen overkomen. Dit is mij overkomen, toen ik begin september hees werd en na vier weken door een arts werd doorgestuurd naar een k.n.o.- specialist in een nabij gelegen ziekenhuis. Voor het eerst in mijn leven kreeg ik daarna een kijkje achter de schermen van de openbare verpleging: diep onder de indruk was ik van de talrijke deskundigen en verpleegkundigen, die daar hun specialistische werk deden, voor het oog verborgen van de nietsvermoedende mens buiten de wereld van het ziekenhuis. Na een week kreeg ik de uitslag van het onderzoek te horen: niet leuk om het maar eens in lekentermen te zeggen. Maar gelukkig hadden mijn echtgenote en ik ons op alles voorbereid; dus vanaf de eerste tekenen in een bepaalde richting hadden we tegen elkaar gezegd: onder geen voorwaarde paniek. (Daarvoor hadden we tezamen ook te veel meegemaakt in het toenmalige Hollandia- Binnen op v.m. Nieuw- Guinea; daar is in 1962 eenmaal een vuurgevecht geweest, al of niet serieus, maar wel pal bij ons voor de deur.) En daarmee begon een tocht langs de medische instanties, te weten een medisch centrum in de randstad met daarbij behorende geintegreerde lokaties elders. Anneke mocht doorlopend mee in de kamer, waar de resultaten van de onderzoeken besproken werden. Was tot nu toe de toon van de gesprekken tegemoet komend, zoals bij een intake- gesprek:"We richten ons op genezing", nu verhardde naar mijn mening de informatie; de eerste opmerkingen waren: "U weet, dat u een kwaadaardige kanker hebt?" Een er bij staande deskundige :"U krijgt in ieder geval geen chemo, want dan gaat u onmiddellijk dood". Die aanvullende opmerking heeft m.i. te maken met mijn leeftijd: 88 jaar. Achter beide medici stond een kringetje toehoorders; overigens geen probleem: ook aankomende specialisten moeten ervaring opdoen; een van mijn kleinzoons studeert medicijnen in Leuven. Volgens mij moeten die aankomende artsen toch enig medegevoel met mij en mijn vrouw hebben gehad; waarschijnlijk gaat men ervan uit, dat de patient een vage hoop koestert, dat het allemaal nog wel mee zal vallen.En als specialist moet je misschien wel hard zijn; anders kun je dit beroep niet blijven uitoefenen. In de volgende fase kwamen ook de bijwerkingen ter sprake, die bestraling tot gevolg kan hebben in de mondholte, zoals het verdwijnen van de smaak, ontstekingen in de mondholte en in het gelaat, aantasting van het gebit en misschien wel het volledig verwijderen van het strottenhoofd. Ongelooflijk, en dat allemaal in de maand december. Er moest ook een masker gemaakt worden om de ergste schade van bestraling te voorkomen. Terwijl ik op mijn beurt wachtte, begon een redelijk jonge mevrouw te huilen, omdat ze zolang moest wachten: tragisch,want de entourage moet uiterst deprimerend op haar overgekomen zijn en misschien had ze wel kinderen thuis. In ieder geval werd van mijn hoofd/ gezicht een masker gemaakt; eventueel zou ik na afloop van het geheel het masker indien gewenst mee mogen nemen naar huis; ik vroeg daar overigens zelf naar. Bij eerdere onderzoeken was wel gebleken, dat er nog geen uitzaaiingen waren: de lymfeklieren waren schoon evenals het bloed, dat dat laatste minder belangrijk was dan het lymfestelsel, hoewel dat aan de ernst van de situatie niets afdeed. Inmiddels begon het onderzoek langzamerhand onaangename trekjes te verkrijgen, want helemaal aan het begin was mij gezegd,dat ik nog kerngezond was en slank: geen gebruik van medicijnen en nog dagelijks naar buiten en thuis op de hometrainer:"Mijnheer, en dat allemaal op uw leeftijd". Dat laatste is natuurlijk een doorslaggevend gegeven om in de gaten te houden.Vervolgens moest ik nog naar de kaakchirurg voor nader onderzoek van mijn gebit; en daarna naar de mondhygieniste. Dat bezoek aan de kaakchirurg was op 23 december. En daarmee kwam het slotstuk van het circuit; "Mijnheer ,het spijt me, maar bij uw twee bruggen aan beide kanten van uw onderkaak zit een begin van een ontsteking en dat kan niet bij de bestraling; m.a.w. we moeten de beide bruggen doorzagen, de goede draagkies kunnen we dan polijsten en de kies met de beginnende ontsteking zullen we trekken. De betreffende chirurg heeft over twee uur tijd om die operatie uit te voeren en dan kunt u begin januari beginnen met bestralen." Nu had ik thuis al tegen mijn echtgenote gezegd, dat ik onder geen voorwaarde iets aan mijn gebit zou laten doen;  bovendien kreeg ik als 'troostprijs' te horen, dat ik mijn gebit goed onderhouden had. En dat vlak voor de kerstdagen en Oud en Nieuw: naar mijn bescheiden mening onvoorstelbaar. Maar we moesten ook nog naar de oncoloog; met deze specialist hebben we uitvoerig gepraat, ook over ons werk, bv. dat ik zelf afgestudeerd was  aan de V.U., dat we beiden nog hadden gewerkt aan de 'Universiteit Indonesia' in Jakarta, de staatsuniversiteit, nl. nederlands hadden gedoceerd; dat ik nog niet zo lang geleden een groot artikel had geschreven over een gedicht van Jan Engelman:"Vera Janakopoelos"( zie het digitale lit. ts 'Meander. klassieke gedichten'.nl.) en wat we te horen hadden gekregen. Ik heb gezegd, dat ik niet verder wil gaan en de behandeling wil stoppen. Op mijn vraag ,wat de mening van de oncoloog over dit voornemen was, was het antwoord:"Mijnheer, ik begrijp volledig uw mening en voornemen, maar ik kan daar geen mening over geven, u beslist zelf". M.i. een volstrekt correct standpunt. 
We zijn teruggegaan naar de kaakchirurgie en hebben daar medegedeeld, dat we niet doorgaan met de behandeling, maar dat we naar huis gaan en dus ook niet meer naar de mondhygieniste willen. Vervolgens zijn we nog in het (goede) restaurant gaan eten, want het was een lange dag en zijn met de taxi naar huis gegaan. Als afsluiting zijn we thuis nog opgebeld door de coordinerend specialist, die ons er op wees, dat er ook een behandeling mogelijk was, waarbij het gebit gespaard kon worden. Ik vertelde  toen nog, dat vanuit mijn omgeving geadviseerd was om een 'second opinion' aan te vragen in het UZA in Antwerpen; op de vraag wat ik daar dan had willen vragen, had ik geen antwoord; daar had ik zelfs nog niet over nagedacht; bovendien was ik dat helemaal niet van plan, alleen al vanwege de enorme afstand: veel te vermoeiend: zie de leeftijd. Bovendien zegde de coordinator toe, dat we tezijnertijd opgebeld zullen worden door een verpleegkundige voor de nazorg. Wij willen niemand, ik wil niemand onheus bejegenen, wij werden doorgaans uiterst welwillend en begrijpend te woord gestaan, we kregen volop tijd, maar we zijn niet meer op ons besluit teruggekomen. En de betreffende oncoloog zei op mijn opmerking, dat ik het gevoel had, dat ik geleidelijk naar een bepaalde situatie werd gemanipuleerd:"Ten onrechte, mijnheer, u wordt niet gemanipuleerd, maar bij elke nieuwe situatie krijgt u meer informatie, zodat u zelf een steeds duidelijker beeld krijgt van wat u te wachten staat". En zo is het. Maar nog steeds kan ik me niet aan de indruk onttrekken, dat er in de achtereenvolgende bezoeken een bepaalde climax zit om voor mij het dilemma te verduidelijken: doorgaan of stoppen. Ook dat zou een legitieme overweging zijn.
Tenslotte: opnieuw heb ik veel geleerd; dat de samenleving diepgaand verandert, dat de moderne mens zelf wil en moet beslissen, zij het wel op grond van goede informatie. Maar wat moet de mens van de 'verweesde samenleving'.?
Wat mijn kleinzoon uit Leuven eens tegen mij zei:"Opa, de medische wetenschap krijgt een sterke sociale inslag". En daarin heeft hij denk ik gelijk.

Wat is een horror-circuit?